Graften

Direct rechts van u in het bos liggen zogenaamde graften. Deze verraden dat dit bos vroeger, slechts 60 jaar geleden, uit akkers op terrassen bestond. Deze terrassen zijn een soort ‘landjes’ die werden gebruikt door mensen uit het dorp Beek. Zij teelden hier aardappels, rogge, andere granen en groentes. Als u het bos in tuurt ziet u ze vast liggen: het zijn een soort reuzen traptreden in het bos. Terrassen dus, vergelijkbaar met de sawa’s in Indonesië. Graften ontstonden toen in de IJzertijd (700 v. Chr.) de bevolking toenam en er meer vraag naar voedsel was. Vanuit de vlakkere beekdalen kroop de landbouw de hellingen op. De bossen werden gekapt, en de boomstronken werden eruit gehaald, en met os en ploeg werd de vruchtbare grond opengelegd. Om het afglijden van de bodem langs de helling na een regenbui te voorkomen, werden er gevlochten afscheidingen gemaakt en waarschijnlijk beplant. Na elke regenbui bleef de modder er tegen staan. De schuine helling werd vlakker geploegd in de richting van de volgende afscheiding.

Zo zijn in de steile hellingen geleidelijk aan nagenoeg horizontale akkerpercelen ontstaan, met daartussen enorme hoogteverschillen: de graften. Een soort trap met treden: de verticale delen zijn de graften, en de horizontale delen de akkers. Graften herbergen een wereld aan indrukwekkend leven. Als ondergroei vind je er slee- en meidoorn, hazelaar, struikiep en Spaanse aak. Daartussen staan soorten als kardinaalsmuts, kornoelje en wilde roos. Boven de struiken zie je essen, eiken, haagbeuken, wel of niet geknot. De begroeiing is vaak overtrokken met sluiers van clematis. Deze variatie is belangrijk voor het aantrekken van vele dieren zoals dassen, bunzingen, hazel- en eikelmuizen, goudvinken, groenlingen en puttertjes.

Voor dieren zoals de hazelmuis zijn graften onmisbare schakels om van bos naar bos te trekken.